Het dialectwoord “ begaaien”.

In Lummen wordt begaaien gebruikt wanneer iemand zich erg vuil heeft gemaakt. Dit is de letterlijke betekenis. Figuurlijk wordt dit werkwoord gebruikt voor iemand die veel gedronken heeft of die zich heel moe gewerkt heeft.

In de vorm “leelick begaeden” staat dit werkwoord al in het 16de –eeuwse woordenboek van Kiliaan. Het betekent er “vuil maken” “ontsieren”. Daarnaast had begaeden toen echter ook nog een “mooie” betekenis: sieren, vormen, in orde brengen.

In verscheidene dialecten is nu echter alleen de “lelijke” betekenis overgebleven.

Begaaien of begaden zijn afgeleid van het oude zelfstandig naamwoord gaden gelijk, ook: echtgenoot. Het werkwoord begaden betekende oorspronkelijk “ gelijke dingen bij elkaar brengen, ordenen” Van dezelfde stam zijn ook nog gevormd de woorden weerga, gelijke en vergaderen, (te)gader, (bijeen)garen en gading.

 

Het dialectwoord “bost of buist”

 Het woord bost (struik) wordt in Lummen uitgesproken met een lange o-klank, zoals die in het Franse woord mort (dood) voorkomt. Bost of strook (strui) worden in het plaatselijke dialect nogal willekeurig door elkaar gebruikt. In Diest en Molenstede wordt bojst gezegd voor een laag bij de grond blijvende struik, bijv. aardappelen, sla of adijvie, terwijl strowek (struik) hoger opgroeit, bijv. in een haag. Dit woord heb ik verder nog gevonden in de vorm buist, in het Limburgs Idiodicon (1975) van M. Maasen en J. Goossens  waar het met de betekenis”struik” opgegeven wordt voor Beringen en, bij de zegswijze “over huis en struik”, ook voor Linkhout. Ook in het zuidoosten van de Antwerpse Kempen zou het woord voorkomen. Het zou verwant zijn met bast, laag onder de schors van een boom.

  

Uit: HEEM-INFO LUMMEN (verzameling van 73 dialectwoorden)